Zdania w języku niderlandzkim dla początkujących [dialog 3][wideo]

Cze 24, 20 Zdania w języku niderlandzkim dla początkujących [dialog 3][wideo]

 

Poniżej rozmówki numer 3 czyli “Zdania w języku niderlandzkim dla początkujących“.

  • Zapoznaj się ze słownictwem patrz lekcja 14 
  • posłuchaj dialogu bez oglądania
  • obejrzyj z napisami po niderlandzku

  • przeczytaj cały dialog po niderlandzku

  • zobacz cały dialog i wideo z tłumaczeniem na język polski

Dialog 3 – Zdania w języku niderlandzkim dla początkujących.

Podstawowe słownictwo:

Wycieczka po Amstardamie w języku niderlandzkim – lekcja 14[wideo]

 

 

 

Hallo!

Ik ben Bart de Pau.

Welkom bij ‘Heb je zin?’.

We gaan weer Nederlandse zinnen oefenen.

Dit zijn de studenten van Marieke.

Ze wonen in Rotterdam.

En dit is Marieke.

Vandaag gaan ze naar Amsterdam.

In Amsterdam woont Martin.

De studenten komen met de trein.

Martin fietst naar het station.

Marieke is in een café.

In de fietsenstalling staan heel veel fietsen.

In Amsterdam heeft iedereen een fiets.

Martin loopt naar het perron.

Daar is de trein uit Rotterdam.

Waar zijn de studenten?

Ah! Daar zijn de studenten.

Met Marieke.

Hallo.

Welkom in Amsterdam!

Vandaag laat ik de stad zien.

Vinden jullie dat leuk?

Ja!

Is dit voor jullie de eerste keer in Amsterdam?

Voor mij wel, zegt Pedro.

Voor mij ook, zegt Ulrich.

Voor mij is het ook de eerste keer, zegt Natasha.

Voor ons ook, zeggen François en Alice.

Voor mij niet, zegt Peter.

Mijn vader heeft familie in Amsterdam.

Ok.

Laten we beginnen.

Mijn naam is François.

En ik vertel iets over Amsterdam.

Bonjour François!

Kijk uit! Hier zitten veel duiven.

Kijk uit?

Te laat.

Dit plein heet ‘de Dam’.

Dit is het ‘Monument op de Dam’.

Dit is het ‘Paleis op de Dam’.

Hier woon ik.

Nee, dat is een grapje!

Dit is een paleis van de koning.

En één student is Nederlander.

De koning heeft veel paleizen.

Hij woont in Den Haag.

Laten we verder lopen.

Dit is een bekend park.

Het ‘Vondelpark’.

In de zomer, kun je hier lekker uitrusten.

Wij willen nog niet uitrusten! zeggen de studenten.

Wij willen nog heel veel zien.

De studenten lopen verder.

Hoe oud is Amsterdam? vraagt Natasha.

Heel oud!

Maar de 17e eeuw was een belangrijke periode.

Toen groeide de stad heel snel.

De 17e eeuw heet de Gouden eeuw.

Veel huizen zijn uit die tijd.

We noemen deze huizen: grachtenpanden.

hrrachtenpndn’ !?!?!

Dat is een moeilijk woord! zegt Alice.

Een gracht’ is een kanaal.

Een pand’ is een gebouw.

Dus, ‘een grachtenpand’ is een gebouw aan een kanaal.

Amsterdam heeft heel veel grachten.

En dat is leuk!

Want door de gracht, kun je varen met een bootje.

Dat wil ik! roept Pedro.

Dat willen wij ook! roepen de andere studenten.

Dan huren we een bootje!

En dan varen we door Amsterdam.

Hallo.

Wij willen een bootje huren.

Zijn jullie met 8 personen?

De man praat met een Amsterdams accent.

Let niet op de uitspraak!

In Amsterdam zeggen ze een [s] en geen [z].

Ja, we zijn met 8 personen.

Voor jullie is dat zeventig euro.

Zeventig euro?

Hoelang mogen we varen?

Jullie mogen 4 uur varen.

Let niet op de uitspraak!

In Amsterdam zeggen ze een [f] en geen [v].

Zullen we het doen?

En dan delen we de kosten.

Ja!!! zeggen de studenten.

Dat is goed!

We nemen het bootje.

Dit was het filmpje van vandaag.

Volgende keer kijken we naar deel twee

van het bezoek aan Amsterdam.

wideo z napisami po niderlandzku

 

wideo z napisami po polsku

 

Hallo!

Cześć!

Ik ben Bart de Pau.

Jestem Bart de Pau.

Welkom bij ‘Heb je zin?’.

Witam w ‘Heb je zin?’ (Czy masz ochotę?)

We gaan weer Nederlandse zinnen oefenen.

My znów będziemy ćwiczyć niderlandzkie zdania.

Dit zijn de studenten van Marieke.

To są studenci Marieke.

Ze wonen in Rotterdam.

Oni mieszkają w Rotterdamie.

En dit is Marieke.

A to jest Marieke.

Vandaag gaan ze naar Amsterdam.

Dzisiaj oni jadą do Amsterdamu.

In Amsterdam woont Martin.

W Amsterdamie mieszka Martin.

De studenten komen met de trein.

Studenci przyjadą pociągiem.

Martin fietst naar het station.

Martin jedzie rowerem na stację.

Marieke is in een café.

On ustawia swój rower na stojaku dla rowerów.

In de fietsenstalling staan heel veel fietsen.

Na stojaku stoi bardzo dużo rowerów.

In Amsterdam heeft iedereen een fiets.

W Amsterdamie każdy ma rower.

Martin loopt naar het perron.

Martin idzie na peron.

Daar is de trein uit Rotterdam.

Tam jest pociąg z Rotterdamu.

Waar zijn de studenten?

Gdzie są studenci?

Ah! Daar zijn de studenten.

Ah! Tam są studenci.

Met Marieke.

Z Marieke.

Hallo.

Cześć.

Welkom in Amsterdam!

Witajcie w Amsterdamie.

Vandaag laat ik de stad zien.

Dzisiaj pokażę wam miasto.

Vinden jullie dat leuk?

Podoba wam się to?

Ja!

Tak!

Is dit voor jullie de eerste keer in Amsterdam?

Czy to jest dla was pierwszy raz w Amsterdamie?

Voor mij wel, zegt Pedro.

“Dla mnie tak” – mówi Pedro.

Voor mij ook, zegt Ulrich.

“Dla mnie też” – mówi Ulrich.

Voor mij is het ook de eerste keer, zegt Natasha.

“Dla mnie to też jest pierwszy raz” – mówi Natasha.

Voor ons ook, zeggen François en Alice.

“Dla nas też” – mówią François i Alice.

Voor mij niet, zegt Peter.

“Dla mnie nie” – mówi Peter.

Mijn vader heeft familie in Amsterdam.

Mój ojciec ma rodzinę w Amsterdamie.

Ok.

Ok.

Laten we beginnen.

Zaczynajmy.

Mijn naam is François.

My name is François.

En ik vertel iets over Amsterdam.

I ja opowiem coś o Amsterdamie.

Bonjour François!

“Bonjour François!” (French)

Kijk uit! Hier zitten veel duiven.

Uwaga! Tutaj jest dużo gołębi.

Kijk uit?

Uwaga?

Te laat.

Za późno.

Dit plein heet ‘de Dam’.

Ten plac nazywa się ‘de Dam’ (Plac Dam).

Dit is het ‘Monument op de Dam’.

A to jest ‘Pomnik na Placu Dam’.

Dit is het ‘Paleis op de Dam’.

To jest ‘Pałac na Placu Dam’.

Hier woon ik.

Tu mieszkam ja.

Nee, dat is een grapje!

Nie, to żart!

Dit is een paleis van de koning.

To jest pałac króla.

En één student is Nederlander.

Ale on tu nie mieszka.

De koning heeft veel paleizen.

Król ma wiele pałaców.

Hij woont in Den Haag.

On mieszka w Hadze.

Laten we verder lopen.

Kontynuujmy spacer.

Dit is een bekend park.

To jest znany park.

Het ‘Vondelpark’.

To ‘Vondelpark’.

In de zomer, kun je hier lekker uitrusten.

W lecie można tu przyjemnie odpoczywać.

Wij willen nog niet uitrusten! zeggen de studenten.

“My nie chcemy jeszcze odpoczywać!” – mówią studenci.

Wij willen nog heel veel zien.

My chcemy jeszcze dużo zobaczyć.

De studenten lopen verder.

Studenci spacerują dalej.

Hoe oud is Amsterdam? vraagt Natasha.

“Jak stary jest Amsterdam?” – pyta Natasha.

Heel oud!

Bardzo stary!

Maar de 17e eeuw was een belangrijke periode.

Ale XVII wiek był ważnym okresem.

Toen groeide de stad heel snel.

Wtedy miasto rosło bardzo szybko.

De 17e eeuw heet de Gouden eeuw.

XVII wiek nazywa się ‘Złotym wiekiem’.

Veel huizen zijn uit die tijd.

Dużo domów jest z tego czasu.

We noemen deze huizen: grachtenpanden.

Nazywamy te domy ‘budynkami na kanałach’.

hrrachtenpndn’ !?!?!

(niezrozumiałe)

Dat is een moeilijk woord! zegt Alice.

“To jest trudne słowo!” – mówi Alice.

Een gracht’ is een kanaal.

‘Een gracht’ znaczy kanał.

Een pand’ is een gebouw.

‘Een pand’ znaczy budynek.

Dus, ‘een grachtenpand’ is een gebouw aan een kanaal.

Zatem ‘een grachtenpand’ znaczy budynek na kanale.

Amsterdam heeft heel veel grachten.

Amsterdam ma wiele kanałów.

En dat is leuk!

I to jest fajne!

Want door de gracht, kun je varen met een bootje.

Ponieważ przez te kanały możesz płynąć łódką.

Dat wil ik! roept Pedro.

“To jest to, czego ja chcę!” – krzyczy Pedro.

Dat willen wij ook! roepen de andere studenten.

“My też tego chcemy” – krzyczą inni studenci.

Dan huren we een bootje!

W takim razie wynajmiemy łódkę!

En dan varen we door Amsterdam.

I wtedy popłyniemy przez Amsterdam.

Hallo.

Dzień dobry.

Wij willen een bootje huren.

Chcemy wynająć łódkę.

Zijn jullie met 8 personen?

Jest was ośmioro?

De man praat met een Amsterdams accent.

Mężczyzna mówi z amsterdamskim akcentem.

Let niet op de uitspraak!

Nie zwracajcie uwagi na wymowę!

In Amsterdam zeggen ze een [s] en geen [z].

W Amsterdamie mówią [s] zamiast [z].

Ja, we zijn met 8 personen.

Tak, jest nas ośmioro .

Voor jullie is dat zeventig euro.

Dla was to będzie 70 euro.

Zeventig euro?

70 euro?

Hoelang mogen we varen?

Jak długo możemy płynąć?

Jullie mogen 4 uur varen.

Wy możecie płynąć 4 godziny.

Let niet op de uitspraak!

Nie zwracajcie uwagi na wymowę!

In Amsterdam zeggen ze een [f] en geen [v].

W Amsterdamie mówią [f] zamiast [v].

Zullen we het doen?

Robimy to?

En dan delen we de kosten.

A później podzielimy się kosztami.

Ja!!! zeggen de studenten.

“Tak!!!” – mówią studenci.

Dat is goed!

Dobrze!

We nemen het bootje.

Bierzemy łódkę.

Dit was het filmpje van vandaag.

To był filmik na dziś.

Volgende keer kijken we naar deel twee

Następnym razem zobaczymy drugą część

van het bezoek aan Amsterdam.

wycieczki do Amsterdamu.

 

Słowniczek do dialogu:

Dialog pochodzi ze strony learndutch.org

 

 

 

 

 

Zobacz również:

Spis treści 1000 najpopularniejszych słówek w języku niderlandzkim [wideo]

 

 

 

 

 

Napisz komentarz

Twój adres email nie zostanie opublikowany. Pola, których wypełnienie jest wymagane, są oznaczone symbolem *

Nasza witryna internetowa wykorzystuje pliki cookies. Kontynuując przeglądanie strony, akceptujesz politykę prywatności.
OK
X
¤