Lekcja 1 język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Maj 14, 15 Lekcja 1 język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 1 Hoe heet jij? – Lekcja 1 Jak się nazywasz? Woordenboek – Słownik Woorden: Werkwoorden Zelfstandige naamwoorden Overige woorden heet (ik heet – nazywam się) ben (ik ben – ja jestem) zit (ga zitten) – usiądź sta (op) – wstań ik loop – ja idę hij/zij is – on/ona jest Hoe heet jij? – Jak się nazywasz? de docent – nauczyciel de cursist – uczeń de naam – imię de stoel – krzesło de tafel – stół de deur – drzwi hallo – cześć ik – ja jij – ty hoe ja – nee (tak – nie) naar   Hallo. Welkom bij Woord voor woord. Dit is les 1. Hoe heet jij? Ik heet Mirjam. Mirjam is de naam. De naam. Ik heet Mirjam. Ik ben docent bij het Alfa-college. Hoe heet jij? Hoe heet jij? R: Ik heet Rick. Jij heet Rick. Rick is de naam. R: Ja. Heet ik Rick? R: Nee. Nee, ik heet Mirjam. Heet jij Rick? R: Ja. Ja, jij heet Rick. Ik heet Mirjam. hoe heet jij? Ik heet Mirjam. Ik ben docent. Jij bent cursist. Jij bent cursist. Ben ik cursist? R: Nee. Nee, ik ben docent Ben jij cursist? R: Ja, ik ben cursist. Ja, jij bent cursist Rick is cursist. Jij bent cursist. Ik ben docent. Ik zit. Ik sta. Ik ga zitten. Ik zit. Ik ga staan ik ga staan. Ik sta. Ik loop. Ik loop naar de deur. De deur. Ik loop naar de tafel. De tafel. Ik loop naar de stoel. De stoel. De deur. De tafel. De stoel. Ik sta. Ik zit. Dit was les 1. Dit was les 1. Dag. Tot de volgende les. Wszystkie lekcje z serii „Woord voor Woord“ >>> Les 1 Hoe heet jij? – Lekcja 1 Jak się nazywasz? Les 2 Hoe gaat het? – Lekcja 2 Jak się masz? Les 3 Waar is mijn pen? – Lekcja 3 Gdzie jest mój długopis? Les 4 – Wil je koffie of thee? – Lekcja 4 Chcesz kawę...

czytaj więcej

Nauka niderlandzkiego. Eten en drinken – Jedzenie i picie [wideo]

Maj 05, 15 Nauka niderlandzkiego. Eten en drinken – Jedzenie i picie [wideo]

Opublikowane przez w Artykuły

Eten en drinken – Jedzenie i picie Nederlandse woorden en zinnen – Niderlandzkie słówka i zdania Herhaal de woorden en zinnen hardop – Powtarzaj słowa i zdania na głos. Het ontbijt – śniadanie ontbijten – jeść śniadanie Ik ontbijt elke ochtend[..] – Codziennie rano jem na śniadanie met een boterham met jam [] – kanapkę z dżemem en een glas melk[] – i (piję) szklankę mleka Ik ontbijt met … – Na śniadanie jem … Ik heb honger. – Jestem głodny. Het ontbijt – śniadanie ontbijten – jeść śniadanie het brood – chleb de boterham – kanapka de hagelslag (of hageltjes) de jam – dżem de chocoladepasta – … de appelstroop – … de honing – miód de kaas – ser de ham – szynka de boter – masło ontbijtkoek – … het beschuitje – … Het bord en het bestek – Talerz i sztućce Naast mijn boord[] – Przy moim talerzu liggen een mes, een vork en een lepel. – leżą nóż, widelec i łyżka. Het bord – talerz het bestek – sztućce het mes – nóż de vork – widelec de lepel – łyżka (het lepeltje – łyżeczka) honger – głód (Ik heb honger – Chce mi się jeść, Jestem głodny) het voedsel – pożywienie, żywność het eten – jedzenie eten – jeść de lunch – lunch lunchen – jeść lunch het middagmaal – obiad (maaltijd rond 12 uur ) het middageten – obiad Wil je wat drinken? (Chcesz coś do picia?) Ja graag. (Tak chętnie) Ik heb dorst. (Chce mi się pić) Alsjeblieft, een glaasje water. (Poproszę szklaneczkę wody.) Dankjewel. (Dziękuję bardzo.) Nog een beetje? (Jeszcze troszeczkę?) Nee, dank je. (Nie dziekuję.) drinken – pić dorst – pragnienie (Ik heb dorst – Jestem spragniony, Che mi się pić) het glas – szklanka de beker – kubek de melk – mleko de limonade – de appelsap – sok jabłkowy de sinaasappelsap – sok pomarańczowy een pak sap – karton soku een fles melk – butelka mleka de koffie – kawa de thee...

czytaj więcej

Lekcja 7 język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Mar 30, 15 Lekcja 7 język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 7 Schrijf op de lijn. – Lekcja 7 Pisz na linii. Woordenboek – Słownik Werkwoorden (czasowniki) Zelfstandige naamwoorden (rzeczowniki) Overige woorden (inne wyrazy) oefenen – ćwiczyć blijft (blijven – zostać) til op (optillen – podnosić) begin(t) (beginnen – zaczynać) de oefening – ćwiczenie de punt – kropka de neus -nos de tong – język(jako część ciała) de tanden – zęby de streep – kreska het kruisje – krzyżyk de lijn – linia het rondje – kółeczko kort – lang (krótki – długi) schuin – recht (ukośny – prosty) samen – razem rond – około, okrągły   Hallo, welkom bij woord voor woord. Dit is les 7. Schrijf op de lijn. Ik ga schrijven. Ik ga de getallen van 1 tot en met 10 schrijven Ik schrijf op de lijn. De lijn. De lijn. Ik schrijf op de lijn. Ik schrijf de 1 van boven naar beneden op de lijn. Ik schrijf niet boven de lijn. Ik schrijf niet onder de lijn. Ik schrijf op de lijn. Ik zet een streep van boven naar benden, stop op de lijn. De streep, de streep. De 1 is een streep. Ik schrijf de 2. Ik schrijf de 2 op de lijn. Ik begin boven. Ik begin rond, rond. Ik begin rond, ik ga schuin naar benden en naar rechts. Schuin, schuin van boven naar benden en naar rechts. Ik begin boven rond, schuin naar beneden en naar rechts. Ik ga de 3 schrijven. De 3 begint boven rond. Ik schrijf de 3 rond en stop, en nog een keer rond. Op de lijn. Rond stop, rond. De 1, de 2, de 3. De lijn. De streep. De streep. De rechte streep. De schuine streep. Recht, recht, schuin. Rond, het rondje. Het rondje. Ik ga de 4 schrijven. De 4. Ik begin boven. Recht naar beneden. Stop. Naar rechts. Een streep naar rechts. Stop, ik til de pen op. Ik begin boven recht naar beneden stop. Van boven naar benden. Naar rechts. Til op. Van boven recht...

czytaj więcej
Nasza witryna internetowa wykorzystuje pliki cookies. Kontynuując przeglądanie strony, akceptujesz politykę prywatności.
OK
X
¤