Lekcja 12 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Kwi 04, 16 Lekcja 12 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Les 12 Het boek Lekcja 12 Książka

Woordenboek – Słownik

Woorden: Werkwoord

Zelfstandige naamwoorden

Overige woorden

maak(maken) – robić

de rij – kolumna, kolejka
de postcode – kod pocztowy
het huiswerk – zadanie domowe

hier / daar – tu / tam

oud – nieuw – stary/nowy
eerste – pierwszy
laatste – ostatni
onderaan / bovenaan – na końcu / na początku
zwart – czarny
blauw – niebeski
dik / dun – gruba(gruby) / cienka(chudy)

Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 12 Het boek

Ik heb hier een boek.
Hier is een boek.
Daar is een boek.
Hier – daar.
Hier – daar.
Ik heb hier een boek.
Dit boek is dun.
Dit boek is dik.
Dun – dik.
Dit boek hier is klein.
Het boek daar is groot.
Het boek hier is klein.
Het boek daar is groot.
Het boek hier is dun.
Het boek hier is dik.
Dun – dik.
De man is dik.
De man is dun.
Dik – dun.
Dit boek is oud.
Het boek is oud.
Dit boek hier, is nieuw.
Het boek is nieuw.
Oud – nieuw.
Dit schrift is oud.
Dit schrift is nieuw.
Oud – nieuw.
Dit potlood is oud.
Dit potlood is nieuw.
Oud – nieuw.
Dit boek is blauw.
Blauw.
Dit boek is geel .
Dit boek is rood.
Blauw – rood – geel
Het papier is blauw.
Het papier is rood.
Het papier is geel.
Dit papier is wit.
Dit papier is zwart.
Wit – zwart.
Ik pak het boek.
Ik doe het boek open.
Het papier is wit.
De letters zijn zwart.
Wit – zwart.
Het schrift is wit.
Het schrift is zwart.
Dit schrift is blauw.
Dit schrift is rood.
Dit boek is geel.
Dit boek is geel.
Dit boek is blauw.
Dit boek is wit en zwart en rood.
rood – geel – blauw – zwart – wit.
Ik kijk in het boek.
Het boek heeft bladzijdes.
Dit is een bladzijde.
Dit is een bladzijde.
Het boek is van papier.
Papier.
Dit is de bladzijde.
Dit is een bladzijde.
Bladzijde.
Bladzijde.
Het nummer van de bladzijde staat hier.
Dit is bladzijde 5.
Bladzijde 1. Bladzijde 2. Bladzijde 3. Bladzijde 4. Bladzijde 5. Bladzijde 6. Bladzijde 7.
Dit is de eerste Bladzijde.
Dit is de laatste Bladzijde.
De eerste – de laatste.
Dit is een rij.
De rij woorden.
Dit woord is het eerste woord.
Dit woord is het laatste woord in de rij.
Het eerste woord in de rij – het laatste woord in de rij.
Eerste – laatste.
De rij.
Dit is een rij.
De rij met mannen en vrouwen.
Hij is de eerste in de rij.
Hij is de laatste in de rij.
De eerste de laatste.
Ik pak mijn boek.
Ik kijk in mijn boek. Ik lees de zin.
Ik pak een kar. De kar.
Dit is een zin.
Een zin met woorden.
Dit is het eerste woord: Ik.
Dit is het laatste woord in de zin: Kar.
Eerste – laatste.
Ik kijk in mijn boek. Hier is een rij woorden.
Hier is ook een rij woorden.
Rij woorden, een rij woorden.
4 rijen woorden.
Ik kijk naar rij 1.
Ik lees kat – kan – kar.
Dit is woord 1. Het eerste woord in de rij. Kat.
Dit is het laatste woord in de rij. Kar.
Dit woord staat bovenaan.
Dit woord staat onderaan.
Dit is de zin.
Het eerste woord het laatste woord.
Dit woord staat vooraan dit woord staat achteraan.
Vooraan – achteraan.
Bovenaan – onderaan.
Ik kijk in mijn boek.
Dit is een oefening.
Dit zijn oefeningen.
Dit is een oefening.
In het boek staan oefeningen.
Rick, maak de oefening .
Schrijf kar.
Rick maakt de oefening.
Kijk in het boek.
Dit is een oefening.
Dit is oefening 1. Dit is oefening 2.
Oefening 3. Oefening 4. Oefening 5.
Oefening 1 staat bovenaan de bladzijde.
Oefening 5 staat onderaan de bladzijde.
bovenaan – onderaan.
Hier staat het nummer van de bladzijde.
Bladzijde nummer 5.
Het nummer staat onderaan.
In dit boek staat het nummer onderaan de bladzijde.
In dit boek blauwe boek staat het nummer boven aan de bladzijde.
Dit is bladzijde 3.
Het nummer staat bovenaan.
Rick maakt de oefening.
Hij schrijft, hij schrijft de K.
Hij maakt, ik maak.
Ik maak de pen. De pen is niet goed
Ik maak de pen.
Ik maak.
Dit is een vrouw.
Zij maakt eten.
Zij maakt.
Ik maak een huis.
Ik maak een huis van papier.
Ik maak.
Rick, maak jij oefeningen in jouw huis? R: Ja, ik maak oefeningen thuis.
Rick maakt oefeningen thuis.
Rick maakt huiswerk.
En jij?
Maak jij oefeningen thuis?
Maak je huiswerk?
Schrijf jij thuis in jouw boek?
Of schrijf jij in je schrift?
Lees jij veel?
Lees jij boeken?
Ik weet het niet.
Ik weet het niet, maar ik denk het wel.
Schrijf thuis in jouw boek. En schrijf in je schrift.
Maak oefeningen.
Lees boeken, en lees veel.
Ga naar school en leer Nederlands.
Maak huiswerk en oefen.
Leer letters en leer woorden.
Leer zinnen lezen en zinnen schrijven.
leer zinnen zeggen.
Ga praten en ga luisteren.
Ga lezen en ga schrijven.
En leer Nederlands.
Veel succes!

Wszystkie lekcje z serii „Woord voor Woord“ >>>

Les 1 Hoe heet jij? – Lekcja 1 Jak się nazywasz?

Les 2 Hoe gaat het? – Lekcja 2 Jak się masz?

Les 3 Waar is mijn pen? – Lekcja 3 Gdzie jest mój długopis?

Les 4 – Wil je koffie of thee? – Lekcja 4 Chcesz kawę czy herbatę?

Les 5 Van links naar rechts. – Lekcja 5 Z prawej do lewej.

Les 6 De computer – Lekcja 6 Komputer

Les 7 Schrijf op de lijn. – Lekcja 7 Pisz w linii.

Les 8. Hoe laat is het? – Lekcja 8 Która jest godzina?

Les 9. De week. – Lekcja 9 Tydzień

Les 10. Boodschappen doen. – Lekcja 10 Robić zakupy.

Les 11. De datum – Lekcja 11 Data

Les 12 Het boek – Lekcja 12 Książka

2 komentarze

  1. Gosia /

    Bardzo podobaja mi sie lekcje z Ta Pania

Napisz komentarz

Twój adres email nie zostanie opublikowany. Pola, których wypełnienie jest wymagane, są oznaczone symbolem *

Nasza witryna internetowa wykorzystuje pliki cookies. Kontynuując przeglądanie strony, akceptujesz politykę prywatności.
OK
X
¤