Lekcja 11 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Lut 25, 16 Lekcja 11 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 11. De datum – Lekcja 11 Data Woordenboek – Słownik Woorden: Werkwoord Zelfstandige naamwoorden Overige woorden geboren – urodzić się bel(bellen) – dzwonić, telefonować moet(moeten) – musieć Wat is (vandaag)de datum? – Jaka jest (dzisiaj) data? Wat is jouw geboortedatum? – Jaka jest Twoja data urodzenia? Wat is jouw telefoonnummer? – Jaki jest Twój numer telefonu? Wat is jouw adres? – Jaki jest Twój adres? de maand – miesiąc de datum – data het jaar – rok de geboortedatum – data urodzenia het nummer – numer de school – szkoła de letter – litera de zin – zdanie het adres – adres de dokter – lekarz de woonplaats – miejsce zamieszkania geel – żółty rood – czerwony vooraan – achteraan (z przodu – z tyłu) nog in het midden – jeszcze w środku Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 11 de datum. Welke dag is het vandaag? Rick, welke dag is het vandaag? R: Het is vandaag woensdag. Het is vandaag woensdag. En de datum, wat is de datum? Rick wat is de datum vandaag. R: Het is vandaag 12 december 2012. Het is vandaag 12 december 2012. De datum is 12 december 2012. En bij jou? Welke datum is het vandaag. Ik schrijf de datum op het bord. 12 – 12 – 2012. Dit is de dag. Dit is de maand. Dit is het jaar. De dag – 12. De maand – 12. Is december. December is de 12de maand. Maand 12. Rick, welke datum is het morgen? R: Morgen is het 13 december 2012. Morgen is het 13 december 2012. Ik schrijf op. 13 12 2012. De dag, de maand, het jaar. De dag staat voor aan het jaar staat achteraan. Vooraan – achteraan. De maand staat in het midden. Vooraan – achteraan – in het midden. Wat is jouw geboortedatum ? Mijn geboorte datum is: 24 maart 1976. 24 – maart – 1976. De dag – 24 De maand – 3. De maand maart. Is de derde...

czytaj więcej

Marcel de Groot – Mag ik naar je kijken [tekst + teledysk]

Lut 09, 16 Marcel de Groot – Mag ik naar je kijken [tekst + teledysk]

Opublikowane przez w piosenki po niderlandzku

Marcel de Groot (Amsterdam, 27 december 1964) is een Nederlands zanger en gitarist, zoon van zanger Boudewijn de Groot. De Groot is getrouwd en heeft twee kinderen.     Marcel De Groot – Mag Ik Naar Je Kijken De meeste vrouwen doen me niet zoveel Dat is al net zo met de meeste mannen Soms ligt het aan de vorm van hun hoofd Of zit hun spijkerbroek gewoon te strak gespannen Maar zelfs al zijn ze prachtig om te zien En worden ze door iedereen aanbeden Ik word er maar zelden warm of koud van Mijn adem wordt er nooit door afgesneden Maar soms zie ik een vrouw waar ik op slag van hou Waar ik het allerliefste zomaar tegen zeggen zou Refrein (2x): Mag ik naar je kijken in het volle licht In een kamer met een bed en de gordijnen dicht Mag ik je observeren van dichtbij zonder kleren En daarna liefdevol masseren omdat ik van je hou De meeste vrouwen zeggen me niet veel Ze kijken soms wel aardig uit hun ogen Ze doen dan net alsof ze heel wat zijn Of gedragen zich alsof ze alles mogen Maar zelfs al zijn ze lief om mee te praten En goed gezelschap om mee uit te gaan Mijn hart gaat er niet sneller meer van kloppen En blijft er ook niet stil van staan Maar soms zie ik een vrouw waar ik op slag van hou Waar ik het allerliefste zomaar tegen zeggen zou Refrein (2x): Mag ik naar je kijken in het volle licht In een kamer met een bed en de gordijnen dicht Mag ik je observeren van dichtbij zonder kleren En daarna liefdevol masseren omdat ik van je hou Steeds als ik ineens in vuur en vlam sta Stokt onmiddelijk de adem in mijn keel Steeds als ik bemerk dat ik verliefd ben word ik grenzeloos verlegen en bloedsentimenteel Refrein 2x   więcej teledysków, tekstów, piosenek niderlandzkich wraz z tłumaczeniem polskim...

czytaj więcej

Lekcja 10 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Lut 08, 16 Lekcja 10 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 10 Boodschappen doen. – Lekcja 10 Robić zakupy. Woordenboek – Słownik Woorden: Werkwoord Zelfstandige naamwoorden Overige woorden Ik koop(kopen) – Ja kupuje(kupować) eet(eten) – jeść vind(vinden) – sądzić weet(weten) – wiedzieć denk(denken) – myśleć kost(kosten) – kosztować Wat vind jij lekker? – Co lubisz? Co ci smakuje? de supermarkt de kar – wózek (sklepowy) de kaas -ser de kool – kapusta het meel – mąka de vis – ryba wie – kto duur – drogi ook – również   Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 10 Boodschappen doen. Ik doe boodschappen. Ik doe boodschappen bij de supermarkt. Ik doe boodschappen. Ik koop eten. Ik koop kool, de kool. Ik koop vis, de vis. Ik koop kaas, de kaas. Ik koop meel, het meel. Ik koop eten. Kaas, kool, vis en meel. Ik koop drinken. Ik koop cola. Ik koop melk. Ik koop drinken. Ik koop cola en melk. Ik doe boodschappen. Ik doe boodschappen in de supermarkt. De boodschappen liggen in de kar. De kar, de boodschappenkar. De kaas ligt in de kar. Het meel ligt in de kar. De kool ligt in de kar. De vis ligt in de kar. De kaas, het meel , de kool en de vis liggen in de kar. De boodschappen liggen in de kar. De boodschappen zitten in de tas. Ik koop meel. Ik koop kool. Ik koop kaas. Ik koop vis. Het meel, de kool, de kaas, de vis. Wat kost het meel? Het meel kost 90 cent. Het meel kost 90 cent, Is dat duur? Is dat veel? Nee dat is niet veel. Meel is niet duur. Wat kost de kool. De kool kost 1, 10. 1 euro 10. Is dat duur? Nee dat is niet duur. Dat is niet veel De kool is niet duur. Wat kost de kaas. De kaas kost 5 euro 10. 5 euro 10. Is dat duur? Is dat veel. Ja dat is veel. De kaas is duur. En de vis? Is de vis duur? Even kijken,...

czytaj więcej

Lekcja 9 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Sty 24, 16 Lekcja 9 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 9. De week. – Lekcja 9 Tydzień Woordenboek – Słownik Woorden: Werkwoord Zelfstandige naamwoorden Overige woorden Ik heb/hij heeft – ja mam/on ma getrouwd – luister (luisteren) – słuchać hoor (hoor je…?) – Heb jij kinderen? – czy masz dzieci? Ben jij getrouwd? – Czy jesteś żonaty/zamężna? Welke dag is het vandaag? – Jaki jest dziś dzień? Welke dag is het morgen? – Jaki dzień jest jutro? het kind – dziecko de kinderen – dzieci de dag (de dagen) –dzień(dni) de week – tydzień de man – mężczyzna de vrouw – kobieta hij / zij – on / ona dagen van de week – dni tygodnia vandaag – dziś morgen – jutro, rano gisteren – wczoraj Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 9 De week. Welke dag is het vandaag? Rick welke dag is het vandaag? R: Het is maandag. Het is maandag. En bij jou? Welke dag is het vandaag? Maandag is een dag, dinsdag is een dag. De week heeft zeven dagen. maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag. Het is vandaag maandag. Vandaag is het maandag Morgen is het dinsdag. Gisteren was het zondag. Rick? Welke dag is het vandaag? R: Het is dinsdag. Het is vandaag dinsdag. Morgen is het woensdag. Gisteren was het maandag. Morgen – gisteren – vandaag. De week heeft 7 dagen. Zeven dagen samen is 1 week maandag – dinsdag – woensdag – donderdag – vrijdag – zaterdag – zondag. Vandaag is het dinsdag. Rick? Welke dag is het vandaag? R: Het is woensdag. Welke dag is het morgen? R: Morgen is het donderdag. Ja, het is vandaag woensdag. Morgen is het donderdag. Gisteren was het woensdag. Hallo, Ik heet Mirjam, ik ben een vrouw. Dit is Rick, Rick is een man. Hij is een man. R: Zij is een vrouw. Rick is een man, ik ben een vrouw. Man – vrouw Dit is een man. Ik zeg: hij, hij is een man. Hij is een man. Dit is een vrouw. Ik...

czytaj więcej

Lekcja 8 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Sty 04, 16 Lekcja 8 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Lekcja 8 – Która jest godzina?- Les 8. Hoe laat is het? Woordenboek – Słownik Woorden: Werkwoord Zelfstandige naamwoorden Overige woorden antwoord (geef antwoord) – odpowiedź (dawać odpowiedź) vraag (vragen)– pytać werk (werken) – pracować zeg (na) (nazeggen) – powtarzać Hoe laat is het? – Która jest godzina? Hoe laat begint de les? – O której zaczyna się lekcja? Hoe laat begint de pauze? – O której godzinie jest/zaczyna się przerwa? de klok – zegar … uur – … godzina de wijzer – wskazówka de les – lekcja de pauze – przerwa het antwoord – odpowiedź de vraag – pytanie getallen 11-20 – liczby 11-20 laat (hoe laat is het?) – późno (Która jest godzina?) groot / klein – duży / mały half – połowa, wpół om – o tussen – pomiędzy klaar – gotowe Hallo, welkom bij woord voor woord. Dit is les 8. Hoe laat is het? Dit is de klok. De klok. Hoe laat is het? Hoe laat is ‘t? Het is 1 uur. ‘t is 1 uur. Het is 2 uur. ‘t is 2 uur. Het is 3 uur. Ik wijs naar de klok. Ik wijs. Dit is een wijzer. Dit is een wijzer. Ik wijs. De wijzer, wijst. Deze wijzer is lang. Dit is de grote wijzer. De grote wijzer is lang. Lang. Deze wijzer is klein. De wijzer is kort. Kort – lang. Dit potlood is kort dit potlood is lang. Klein – groot. Dit boek is klein. Dit boek is groot. Klein – groot. De kleine wijzer, de grote wijzer. Klein – groot. De grote wijzer is boven het getal. De kleine wijzer is niet boven het getal. De klok heeft 12 getallen. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12. Het is 1 uur. De wijzers gaan rond. De grote wijzer gaat 1 uur rond. De kleine wijzer gaat van 1 tot 2. De kleine wijzer gaat langzaam. De grote wijzer gaat snel. De grote wijzer gaat snel rond. De kleine wijzer...

czytaj więcej

Lekcja 6 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Gru 20, 15 Lekcja 6 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 6 De computer – Lekcja 6 Komputer Woordenboek – Słownik Werkwoorden Zelfstandige naamwoorden Overige woorden klik (klikken) – klikać typ (typen) – pisać druk (drukken) – naciskać ligt (liggen ) – leżeć het licht – światło de telefoon – telefon de computer – komputer de koptelefoon – słuchawki het hoofd – głowa de muis – mysz de toets – test aan – uit bij – przy naast – obok keer – raz snel / langzaam – wolny / szybki Hallo. Welkom bij woord voor woord. Dit is les 6. De computer. Ik sta bij de computer. Bij. Ik sta bij het bord. Ik sta naast het bord. Ik sta bij het bord. Ik sta naast de computer. Ik sta bij de computer. Achter de computer. Naast de computer. Ik sta voor de computer. Ik sta bij de computer. Bij. Bij. Ik sta bij de computer. De pen is op het boek. De pen ligt. De pen staat niet. De pen ligt. De pen ligt naast het boek. De pen ligt bij het boek. Ik doe de pen in het boek. De pen ligt in het boek. Ik pak de pen uit het boek. Ik leg de pen ligt naast het boek. Ik leg bij de computer. Waar is de pen? De pen ligt bij de computer. Ik zit bij de computer. De computer is uit. Ik doe de computer aan. De telefoon. De telefoon is uit. Ik doe de telefoon aan. De telefoon is aan. Uit – aan. Het licht is aan. Het licht is uit. Het licht is aan. De computer is aan. Ik pak de koptelefoon. De koptelefoon Het hoofd. Mijn hoofd. Mijn hoofd. De koptelefoon. Ik zet de koptelefoon op mijn hoofd. Ik doe de koptelefoon in de computer. Dit is de muis. De muis. Ik klik op de muis. Ik klik 1 keer. Ik klik 2 keer. Ik klik 2 keer snel. Ik klik 2 keer langzaam. Dat is niet goed. Langzaam is niet goed. Snel klikken is goed....

czytaj więcej

Odmiana i użycie czasownika kunnen – móc (wyraża prośbę) (kon, heeft gekund) [wideo]

Gru 13, 15 Odmiana i użycie czasownika kunnen – móc (wyraża prośbę) (kon, heeft gekund) [wideo]

Opublikowane przez w Czasowniki w języku niderlandzkim

Przykładowe zdania z czasownikiem kunnen – móc (wyraża prośbę): Kunnen jullie vanavond komen? – Możecie przyjść dziś wieczorem? Kun je dokter bellen? – Czy możesz zadzwonić do lekarza? Jij kan vandaag niet naar Groningen gaan. – Nie możesz jechać dziś do Groningen. Wat kan ik voor u doen? – Co mogę dla Pana/Pani zrobić? Waar kan ik kaartjes kopen? – Gdzie mogę kupić bilety? Hoe kan ik u helpen? – W czym mogę pani/panu pomóc? Słowniczek: kunnen – móc (wyraża prośbę) vanavond – dziś wieczorem komen – przyjść de dokter – lekarz bellen – dzwonić vandaag – dziś naar Groningen – do Groningen (miasto w Holandii) gaan – jechać doen – robić kopen – kupować helpen – pomagać Odmiana czasownika kunnen: ik kan – ja mogę jij kan/kunt – ty możesz (w pytaniach kan/kun je) hij/zij kan – on/ona może u kan/kunt – Pan/Pani może wij kunnen – my możemy jullie kunnen – wy możecie zij kunnen – oni/one mogą u kan/kunt – Państwo mogą Uzupełnij i przetłumacz na język polski. Ik ……….. morgen niet komen. – ………………………………………… ……….. jij boodschappen doen? – ………………………………………… Wij ………. naar huis gaan. – ………………………………………… Waar ……….. jullie kaartjes kopen? – ………………………………………… Inne popularne czasowniki w języku niderlandzkim: zijn – być hebben – mieć gaan – iść, jechać willen – chcieć zobacz wszystkie czasowniki >>> Jak nie pomylić czasownika kunnen[móc, potrafić] z kennen[znać]?! Odpowiedzi: Morgen moet jij thuis blijven. – Jutro musisz zostać w domu. Hij moet naar de dokter. – On musi iść do lekarza. Ik moet 50 euro betalen. – Ja muszę zapłacić 50 euro. Jullie moeten de kruising oversteken. – Musicie przejść przez...

czytaj więcej

Lekcja 5 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Lis 29, 15 Lekcja 5 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 5 Van links naar rechts. – Lekcja 5 Od lewej do prawej. Woordenboek – Słownik Werkwoorden Zelfstandige naamwoorden Overige woorden stop (stoppen) – zatrzymać draai om (omdraaien) – obrócić tel(t) (tellen) – liczyć mag (mogen) – móc Mag ik ….? – Czy mogę …? Uit welk land kom jij? – Z jakiego kraju pochodzisz? Welk getal is dit? – Jaka to jest liczba? het land – kraj de kast – szafa het bord – tablica het schrift – zeszyt het getal – liczba getallen 1-10 – liczby 1-10 welk(e) – który, która, które hetzelfde links – rechts boven – beneden van – tot en – i Welkom bij woord voor woord. Dit is les 5. Van links naar rechts. Dit is het bord. Het bord. Ik schrijf op het bord. Ik schrijf mijn naam. Ik schrijf van links naar rechts . Van links naar rechts. Links – rechts. Ik schrijf het getal 1 op het bord. Het getal 1. Ik schrijf het getal 2 op het bord. Het getal 2. Ik schrijf de getallen van 1 tot 10 op het bord. Van links naar rechts. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10. De getallen van 1 tot 10. Van links naar rechts. Ik tel. Ik tel van 1 tot 10. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10. Ik tel. Ik tel de pennen. 1 2 3 4 5. 5 pennen. Ik tel. Rick, tel van 1 tot 10. R: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10. Rick telt. Rick tel van 10 tot 1. R: 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1. Rick telt. Rick, welk getal is dit? R: Dat is de 5. De 5. Welk getal? De 5. Rick, welk getal is dit? R: Dat is de 3. De 3. Welk, welk getal? Uit welk land kom jij? Rick, uit welk land kom jij? R: Ik kom uit Nederland. Rick komt uit Nederland. Ik kom uit Nederland . Uit welk land...

czytaj więcej

Rozmówki i słownictwo niderlandzkie w restauracji [wideo]

Lis 07, 15 Rozmówki i słownictwo niderlandzkie w restauracji [wideo]

Opublikowane przez w Inne wideo

het restaurant(-s) – restauracja (słówka)   Rezerwacja stolika w restauracji     ROZMOWKI w restauracji     Rozmówki i słownictwo niderlandzkie w sklepie [wideo] Rozmówki niderlandzkie w pracy [wideo] Słownictwo i rozmówki holenderskie u lekarza.(bij de arts)...

czytaj więcej

Lekcja 3 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Paź 17, 15 Lekcja 3 – język niderlandzki dla początkujących [wideo]

Opublikowane przez w Woord voor Woord

Les 3 Waar is mijn pen? – Lekcja 3 Gdzie jest mój długopis? Woordenboek – Słownik Woorden: Werkwoorden Zelfstandige naamwoorden Overige woorden geef (geven) – dawać lees (lezen) – czytać schrijf (schrijven) – pisać kijk (kijken) – patrzeć woon (wonen) – mieszkać is (zijn) – jest(być) Waar is …? – Gdzie jest …? Waar woon jij? – Gdzie mieszkasz? het raam – okno de muur – ściana het woord – słowo het huis – dom alsjeblieft – proszę dankjewel – dziękuję dit – dat aan waar – gdzie onder -pod mijn – mój jouw – twój voor – achter /przed- za/   Hallo, Welkom bij woord voor woord. Dit is les 3. Waar is mijn pen? Waar is mijn pen. Waar?! Waar is mijn pen? Ah, mijn pen is onder het boek. Op-onder. Dit is mijn pen. Rick, is dit jouw pen? R: Nee, dit is mijn pen. Ja, dat is jouw pen. Dit is mijn pen Ik geef mijn pen aan Rick. Ik geef. Alsjeblieft R: Dankjewel. Ik geef het boek aan Rick. Alsjeblieft R: Dankjewel. Ik geef het papier aan Rick. Alsjeblieft R: Dankjewel. Dit is mijn boek. Rick dat is jouw boek? Waar is jouw boek? Rick, schrijf jouw naam. Schrijf jouw naam op het papier. Rick schrijft Rick. Ik schrijf mijn naam. Ik schrijf mijn naam op het papier. Rick schrijft Rick. Ik schrijf Mirjam. Mirjam is mijn naam. Ik schrijf. Ik lees. Ik lees mijn naam. Mirjam. Ik lees mijn naam. Ik lees in het boek. Ik lees. Ik lees ‘tas’. Tas, het woord. Woord, woord, woord, woord, woord. Allemaal woorden. Het woord tas. Ik lees tas. Ik schrijf tas. Ik zit, ik zit op de stoel. Ik sta. Ik sta voor de stoel. Ik sta achter de stoel. Voor – achter. Ik zit op de stoel – Ik zit op de tafel. R: Waar is de docent? Ik zit onder de tafel. Waar is mijn pen? Mijn pen is onder het boek. Mijn pen is op het boek....

czytaj więcej
Nasza witryna internetowa wykorzystuje pliki cookies. Kontynuując przeglądanie strony, akceptujesz politykę prywatności.
OK
X
¤